In de rapportages van het NFI is speeksel de roze olifant. Alom aanwezig, maar je praat er liever niet over. Alleen Prof. De Knijff van het FLDO (Forensisch Laboratorium voor DNA Onderzoek) onderstreepte het belang van speeksel.
“In het geval van deze zaak lijkt het mij heel goed mogelijk dat langs een normale weg (overdracht middels speekseldruppeltjes) DNA van verdachte vooral op de voorkant van de blouse van het slachtoffer terecht kan komen. Ik heb uitsluitend bedoeld om aan te geven wat voor andere mogelijkheden er zijn om de aanwezigheid van DNA op kledingstukken te verklaren”.
Toch wel een duidelijke verklaring zou je zeggen.
Maar het Hof negeerde dit statement, want het NFI had heel andere verklaringen. Het NFI zag liever bloed, zoals in spoor #10 (vlekje #10).
Spoor #10 werd door het NFI gepresenteerd als een enkelvoudig profiel, dat wil zeggen dat het uitsluitend afkomstig zou zijn van verdachte Louwes.
Als je alle kenmerken (pieken) die behoren bij het profiel van Louwes weghaalt, zou je geen andere pieken meer mogen overhouden. Een enkelvoudig profiel dus, van Louwes en van niemand anders.
Maar dat bleek achteraf bij dit spoor niet te kloppen. Toen het NFI het profiel aan de verdediging moest overdragen, bleken er nog vier piekjes te bestaan.
Behoorden deze vier piekjes ook bij Louwes? Nee, dat maakte ze juist zo bijzonder. Ze behoorden alle vier bij het profiel van mevrouw Wittenberg.
Het spoor was dus geen enkelvoudig spoor (van alleen Louwes), maar een zogeheten mengspoor (van zowel Louwes als Wittenberg).
Overigens waren drie van de vier piekjes door het NFI niet onopgemerkt gebleven. Ze waren wel degelijk aangeduid als bijzondere pieken. Maar het NFI hield deze informatie alleen voor intern gebruik. Opmerkelijk.
Dergelijke kleine piekjes worden normaal gesproken niet als bewijs opgevoerd om iemand te veroordelen. Maar je mag ze ook niet weglaten als daarmee een andere verklaring aannemelijk kan worden gemaakt.
Maar daar denkt het NFI kennelijk anders over zoals ook al bij de Schiedammer Parkmoord was gebleken.
Het NFI heeft op dit punt trouwens een slechte historie.
Zo vond het NFI in 2006 weer DNA van Louwes in een enkelvoudig spoor. Dat spoor werd nu wel gecontroleerd door het FLDO (Forensisch Laboratorium voor DNA Onderzoek) en ook in dat geval bleek het een mengspoor te zijn, precies van hetzelfde type als spoor #10.
Je zou verwachten dat het NFI zo’n fout snel zou rectificeren. Helaas, dit gegeven werd gewoon weggemoffeld.
Er is nog iets raars aan de hand met spoor #10.
Dit spoor is zo klein, dat het niet mogelijk was om het heel precies uit de blouse te knippen.
De grootte van het monster dat uit de blouse geknipt was bedroeg ruim 50 mm2. Om een idee van de grootte te geven, dat is een stukje van 7×7 mm2. Het bloedvlekje erin mat ongeveer 8 mm2 (zeg 3×3 mm2).
Dus er werd 42 mm2 aan loze ruimte meegeknipt? Dat zou je zeggen. Maar was dat wel loze ruimte? Nee, we hebben hier te maken met een roze olifant, zie later.
Daarvoor moeten we kijken naar de hoeveelheid DNA in een spoor die kan worden weergegeven door een DNA-meter.
Dit kleine spoor #10 had een heel hoge DNA-waarde, de meter liep op zeker moment op tot een waarde van 5000 eenheden. Dat is heel hoog.
Laten we deze waarde eens vergelijken met een ander bloedvlekje van Louwes in de broekzak van de pantalon die in beslag was genomen.
De DNA-waarde van dit vlekje was iets minder dan 1000. Dat zou dus ongeveer zo groot moeten zijn als een speldenprik!
Hoe zit het met de bloedvlekken van mevrouw Wittenberg zelf elders op de blouse?
Die variëren in grootte van 1 tot 1,5 cm2 en geven een DNA-waarde te zien van 2000 tot 8000 eenheden.
Dat is opvallend. Hun DNA-waarde is gemiddeld vergelijkbaar met dat van vlekje #10, terwijl dit maar liefst tien tot twintig keer kleiner is.
Hoe komt het dat vlekje #10 relatief zoveel meer DNA bevat?
We kunnen dit alleen maar verklaren, als we ervan uitgaan dat het bloedvlekje van spoor #10 een heel klein bloedvlekje van mevrouw Wittenberg is dat samen met heel veel andere soortgelijke vlekjes door contaminatie op de blouse is gekomen. En dat dit kleine bloedvlekje van mevrouw Wittenberg (met weinig DNA) is vermengd met een spoor van Louwes (met relatief veel DNA).
Dat is gebeurd in het mortuarium van het Deventer ziekenhuis. De Technische Recherche is toen overduidelijk aan het knoeien geweest met het stoffelijk overschot en veroorzaakte zodoende veel onderzoekerssporen.
Het fotografisch bewijs hiervan werd aangetroffen op de beruchte CDROM die in de Volkskrant is besproken en zelfs in de Tweede Kamer.
Daarmee wordt ook verklaard dat er kleine pieken van mevrouw Wittenberg in dat profiel zitten, maar naar verhouding precies even hoog als de pieken in de profielen van de andere bloedvlekken van mevrouw Wittenberg.
En hoe zit het dan met het DNA van Louwes?
Hier komt de roze olifant uit de mouw.
Overal op de bovenzijde van de blouse zit DNA van Louwes. Soms gewoon in vlekken, soms vlak bij een bloedvlekje (spoor #10), soms vlak bij een roze vlek, zoals spoor #9.
Hoe weten we dat en waar komt dit DNA vandaan?
Hier komt black-light te hulp.
Sommige sporen zijn alleen maar in black-light zichtbaar. In dit geval gewoon speeksel.
Speeksel, dat iedereen overdraagt als je dicht bij iemand in de buurt iets gaat zeggen. Als je wetenschappelijke onderzoeken naleest, kun je uitrekenen, dat iedereen in 2 minuten zoveel DNA overdraagt, dat je daar gemiddeld 1000 tot 5000 complete profielen mee kunt produceren. Maar daar hoor je het NFI niet over.
Dat speeksel zat wél over het hele lapje, dat het NFI had uitgeknipt. En dan is de hoge uitslag van de DNA-meter ineens helemaal niet zo verrassend hoog meer. Zeker niet als je weet, dat de door het NFI gebruikte techniek veel gevoeliger is voor speeksel dan voor bloed.
Alleen werd dit pas na 2005 goed duidelijk.
Dit wordt ook in de beeldbank getoond.