Hoge Raad vergadert over Deventer moordzaak

Voor de zoveelste keer kwam de Hoge Raad bijeen om de Deventer moordzaak te bespreken. Ook deze keer was de aanleiding duidelijk. Er lag een herzieningsverzoek van Louwes’ advocaat mr. Knoops. Hij deed dit op basis van het 142 pagina’s tellend onderzoek van het Cold Case Team van de Amsterdamse politie. Verder hadden de raadsheren een artikel uit de Volkskrant van Wil Thijssen bij de hand. Deze journaliste die de Deventer moordzaak al jarenlang nauwgezet volgt, had inzage gehad in het onderzoeksverslag en haar artikel vatte het rapport van het CCT kundig samen.

De president opende de vergadering en maakte meteen een aantal inleidende opmerkingen.

“Laten we straks eerst even kijken naar het artikel in de Volkskrant. Dat is relatief kort en krachtig. Het behandelt de samengevatte antwoorden op de vijf vragen die de advocaat-generaal van de Hoge Raad die de Deventer moordzaak onderzocht aan het CCT heeft gesteld. Ik loop ze even in het kort langs met alvast de antwoorden.” Ze las ze voor uit het artikel.

1. Hadden we meer kunnen weten? Antwoord: Ja.

2. Hebben we genoeg gedaan? Antwoord: Nee.

3. Zijn de processen-verbaal betrouwbaar? Antwoord: Nee, niet allemaal.

4. Hoe moeten we de sporen wegen? Antwoord: Veel relevante sporen zijn niet onderzocht, veel onderzochte sporen zijn onbruikbaar.

5. Zijn er nu nog forensische onderzoeksmogelijkheden? Ja.

Ze liet deze informatie inwerken op de raadsheren. Na korte tijd hernam ze het woord.

“Ik kan niet anders zeggen dat ik toch wel redelijk geschokt was door deze uitkomst. Zeker als je in het artikel de onderbouwing leest. Ik parafraseer even:

  • ‘Het meermalen steken nadat het slachtoffer al (bijna) dood is, getuigt van een emotie die de dader heeft geuit op het slachtoffer’.
    “Dit lijkt volgens mij niet te wijzen op een zakelijke relatie tussen slachtoffer en dader(s) en Louwes is een zakelijke relatie, niet meer en niet minder.” Ze ging verder met het volgende punt.
  • ‘De keuken, waarin de dader mogelijk zijn handen en wapen heeft afgewassen, is niet gefotografeerd. Een schouwverslag van het ontzielde lichaam ontbreekt, en daarmee ontbreken ook essentiële onderdelen die hierin normaliter worden vastgelegd, zoals informatie over lijkvlekken en lijkstijfheid, waarmee meer duidelijk wordt over het tijdstip van overlijden. Ook daarover bestaat onzekerheid.’
    Ze onderbrak zich even. “Dit is toch wel heel bijzonder en niet erg professioneel”, en las het volgende punt.
  • ‘… folie dat steeds werd hergebruikt met onder andere het risico van stempeling: bloedsporen worden afgedrukt op plekken waar die daarvoor niet zaten; … er zitten bloedsporen op sectiefoto’s van de blouse in het Gerechtelijk Laboratorium, die er op foto’s van de plaats delict nog niet zaten.’
    De president dacht heel even na.
    “Dat is toch wel heel knullig aangepakt en volgens mij in strijd met de voorschriften die er juist voor moeten waken dat dit soort zaken zich voordoen. En dan dit punt nog.”
  • ‘Opmerkelijk daarbij is een document dat het coldcaseteam boven water krijgt door alle verhoren van Louwes op videobanden terug te kijken. Het zat niet in het procesdossier en is ontlastend voor Louwes.’
    De president zuchtte diep. “Ontlastende informatie voor de rechter achtergehouden. Tja, wat moet ik hierop zeggen?”

“En dan is er ook nog sprake van een bloedspoorpatroon-analist die volgens minister Yeșilgöz van Justitie en Veiligheid niet bevoegd was tot het uitvoeren van werkzaamheden van dna-profielen en dat dit evenmin onderdeel was van zijn werkzaamheden. Niettemin vormden zijn conclusies in 2004 een doorslaggevende basis onder Louwes’ veroordeling.”
De president zuchtte diep. “Niet bevoegd, niet deskundig en dan dit.”

Ze legde het artikel van Wil Thijssen terzijde en keek op naar het gezelschap raadsheren.

“En zo kan ik nog wel even doorgaan: ‘Niet betrouwbare processen-verbaal’, Het Mes ‘dat niet paste bij de wonden van het slachtoffer en dus niet het moordwapen kon zijn’, en ‘er was gefraudeerd met processen-verbaal en de geurhondenproef.'”

Voordat ze verder las, keek ze haar collega’s een voor een aan.

“En nu dan de conclusie van het CCT, die liegt er niet om.” En ze las opnieuw voor.

‘De twijfelpunten en omissies in het destijds verrichte rechercheonderzoek raken de criminalistische waarde van de resultaten.’

“Met andere woorden: bewijs dat niet deugt is van geen waarde, de basis voor een veroordeling ontbreekt dan ook. Het lijkt er sterk op dat in deze zaak een verdachte ten onrechte is veroordeeld. Ik kan het niet anders formuleren. Maar ja, ten onrechte veroordeeld, dat is een ding, maar is er ook sprake van nova? Daar gaat het dan om. Ik denk dat de uitkomst van onze beraadslagingen geen andere kan zijn: het herzieningsverzoek moet worden gehonoreerd. Aan ons de taak dat op de juiste wijze te verwoorden. Ik geef nu het woord aan …”

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *