Aben geschokt tijdens besprekingen met het coldcaseteam

(Het onderstaande mogelijke scenario is gebaseerd op het artikel In de voetsporen van de rechercheurs in de Deventer moordzaak dat Wil Thijssen op 27 juni 2022 in de Volkskrant publiceerde.)

Advocaat-generaal mr. Aben installeerde in het voorjaar van 2019 een coldcaseteam (CCT) bestaande uit drie Amsterdamse rechercheurs en stelde hun de vraag: heeft de recherche destijds in de Deventer moordzaak genoeg gedaan?
In het bijzonder wilde hij een antwoord op de volgende vijf vragen:

1. Hadden we meer kunnen weten?
2. Hebben we genoeg gedaan?
3. Zijn de processen-verbaal betrouwbaar?
4. Hoe moeten we de sporen wegen?
5. Zijn er nu nog forensische onderzoeksmogelijkheden?

Natuurlijk wilde Aben op de hoogte worden gehouden van de gang van zaken tijdens het ondezoek en stelde hij een vergaderschema vast.

Het CCT ging voortvarend aan de slag. Dat moest ook wel want het moest 31 archiefdozen, een digitaal archief met ongeveer 1300 documenten en 26 dossiermappen van het NFI doorspitten.

Nadat het CCT een inventarisatie had gemaakt kwam het gezelschap voor het eerst bijeen om een aantal indrukken uit te wisselen. De politiemensen Hamstra, Buitenweg en Corsari waren ervaren rechercheurs.

Onderstaande passages zijn ontleend aan de notulen van een groot aantal besprekingen tussen Aben en de leden van het CCT. Ze zijn niet volledig maar geven een goede indruk van de bevindingen van het CCT en wat Aben van de gemelde voortgang vond.

(…)

Hamstra kreeg als eerste het woord.
‘We noemen nu alleen wat nog niet eerder (voldoende) bekend was en wat wij opvallend vinden.
We weten nu wat meer over de doodsoorzaak en de wijze waarop de moord is gebeurd. Het slachtoffer lijkt met een stomp voorwerp tegen haar hoofd te zijn geslagen, waardoor ze viel. De dader heeft haar trekkend aan haar benen of voeten versleept; haar rechterarm ligt gestrekt en haar vest is onder haar lichaam omhooggeschoven.
Wat nog niet eerder bekend was is dat ze niet met handen maar door een bandvormig voorwerp is gewurgd. Daarover later meer.’

(…)

Buitenweg vulde hem aan.
‘Ze is meermalen gestoken en de wijze waarop dat is gebeurd, wijst volgens ons op veel emotie bij de dader maar tegelijk is die toch erg alert geweest om zo weinig mogelijk sporen achter te laten of om sporen zelfs te wissen.
Vervolgens is ze met een ‘bandvormig voorwerp’ gewurgd, Hamstra noemde dit al. Opvallend is dat in de woonkamer een tas aan een stoel hangt en die is gefotografeerd en die, gezien de stijl van de tas, niet lijkt te passen bij de (kleding)stijl van het slachtoffer. Daarom had die tas natuurlijk moeten worden veiliggesteld, maar dat is niet gebeurd. Nu lijkt het hengsel van die tas te passen bij het letsel in de hals van het slachtoffer. Dat is toch wel een opmerkelijk gegeven.
Ja, en dan is er nog iets anders. De keuken is niet onderzocht op sporen (bijvoorbeeld gootsteen en afvoer), en zelfs niet gefotografeerd en dat had om verschillende redenen natuurlijk wel gemoeten. Dat vonden we toch echt een tekortkoming in het onderzoek.’

(…)

Aben luisterde aandachtig. Veel van wat hij hoorde was hem al uit de dossiers bekend maar nu bevestigden ervaren rechercheurs wat anderen in de loop der jaren al zo vaak hadden betoogd.

(…)

Corsari had rustig naar zijn collega’s geluisterd en mengde zich in het gesprek.
‘Ja, wat wij alle drie ook onbegrijpelijk vinden is dat een schouwverslag van het lichaam ontbreekt. Dat hebben we nog niet eerder meegemaakt. Zo’n verslag zegt heel veel over het tijdstip van overlijden en dus over diverse alibi’s. Dan had men ook beter kunnen oordelen over de betekenis van zaken als lijkvlekken en lijfstijfheid. Dat dat verslag er niet was en dat niemand daarnaar had gevraagd, ja, daar stonden we alle drie wel van te kijken.’

(…)

Wat Aben diep van binnen van meet af aan al had vermoed, leek zich hier stukje bij beetje te manifesteren. Jaap Visscher die destijds het politiewerk in Deventer leidde, mocht er dan wel van overtuigd zijn dat het politieonderzoek goed was verlopen en dat eventuele foutjes geen rol hadden gespeeld bij het resultaat, maar drie ervaren politiemensen somden nu een aantal flinke tekortkomingen op. En misschien was dit nog maar het topje van de ijsberg, zo bedacht Aben. Zou hij hier dan toch – wat hij al langer vermoedde – te maken hebben met de zoveelste rechterlijke dwaling, eentje die zich al meer dan 20 jaar voortsleepte en velen bezighield?

(…)

Nadat er wat operationele zaken waren besproken en een volgende datum was afgesproken, ging het gezelschap uiteen.

(…)

Een aantal besprekingen ondervond door de corona-pandemie enige vertraging, maar doordat het archiefonderzoek voor een belangrijk deel thuis kon worden gedaan, viel de opgelopen achterstand nog wel mee. De buitenwacht toonde zich echter meer en meer ongeduldig.
Bij een bespreking was het CCT al meer de diepte in gegaan en had het toch wel schokkende feiten ontdekt. Geen kleinigheidjes die geen rol van betekenis zouden spelen maar belangrijke kwesties die rechtstreeks raakten aan de kwaliteit van de bewijslast en dus aan de rechtmatigheid van de veroordeling.
Zo had het CCT de microsporen nader onder de loep genomen en was het geschrokken van de resultaten.

(…)

Op de vraag van Aben of daarbij nog nieuwe ontwikkelingen waren te melden, nam Buitenweg het woord.
‘Het wordt nu een beetje technisch maar het is ontzettend belangrijk en dan moet het maar. De wijze waarop toentertijd met de microsporenfolie was omgegaan, ja daar zijn we toch wel van geschrokken, zo onprofessioneel. Dezelfde folie werd steeds weer opnieuw gebruikt om op diverse plaatsen haren en vezels veilig te stellen. Maar hierdoor kon een en dezelfde folie een bloedvlekje op de ene plaats bemonsteren en op een andere plaats terug plakken. Dat kon je zelfs op foto’s zien. Op sectiefoto’s konden bloedsporen worden waargenomen die er op de foto’s van de plaats delict niet zaten. Ra ra, hoe kan dat? Ja, dat maakt het vergaarde bewijs totaal onbruikbaar, vinden wij, daar heb je dan niets meer aan.
Ook lijkt het erop dat de schouw heeft plaatsgevonden voordat is begonnen met het onderzoek op de plaats delict. Ja, en dat is ook voor die tijd niet gebruikelijk.’

(…)

Aben luisterde wat ongemakkelijk naar deze constateringen. Wat had je aan een blouse waar overduidelijk onoordeelkundig mee was omgesprongen? Welk bewijs kon je daar nog aan ontlenen? Maar dat was wel gedaan in Den Bosch. Het had zelfs vrijwel regelrecht tot een veroordeling van Louwes geleid. Opnieuw kreeg hij het gevoel dat hij alleen nog maar formeel moest vaststellen wat elders allang bekend was: het politieonderzoek van toen was een rommeltje en op basis daarvan had Louwes nooit veroordeeld mogen worden. De uitkomst van het onderzoek door het CCT stond voor hem na iets meer dan een jaar dus eigenlijk al vast, maar de gifbeker moest helemaal worden leeggedronken. Ook andere belangrijke aspecten van de zaak moesten degelijk worden onderzocht.

(…)

Corsari maakte daar al meteen een begin mee toen hij over Het Telefoontje van Louwes naar het slachtoffer begon.
‘Laat ik vooropstellen dat wij niet zijn aangesteld om de schuldvraag te beantwoorden maar alleen onderzoek moeten doen in deze zaak, van het begin tot het eind. Ook moet ik benadrukken dat we geen telecom-deskundigen zijn. Maar dat hoeft ook niet om te kunnen constateren dat er ernstige zaken zijn misgegaan.
Laat ik maar gelijk met het belangrijkste beginnen: de politie heeft zeer ontlastende zaken buiten het procesdossier gehouden. Steeds werd gesteld dat Louwes vanaf de A28 een zendmast in Deventer nooit had kunnen aanstralen, dus had hij gelogen en dat was heel verdacht. Maar rechercheurs hadden destijds de route nagereden die Louwes naar eigen zeggen had gereden en vastgesteld dat aanstraling mogelijk was van een mast op 61 en zelfs 108 km afstand, veel verder dus dan die in Deventer op 25 kilometer. Maar dit ontlastende feit werd buiten het procesdossier gehouden en de raadsheren hadden hiervan dus geen kennis kunnen nemen. Ik houd niet van harde woorden maar deze gang van zaken is schandalig. Zo heb je geen eerlijk proces.’

(…)

Corsari vervolgde.
‘Verder wees onderzoek van TNO in 2017 uit dat aanstraling van de mast in Deventer niet alleen mogelijk was op een avond met buitengewone weersomstandigheden, maar ook onder ‘normale’ omstandigheden.
Bovendien hebben telecom-deskundigen hun verklaringen van destijds herroepen of aangepast.
Ja, het is volgens ons evident dat dit alles behoorlijk ontlastend voor Louwes is.’

(…)

Tijdens een interview met De Stentor in 2019 had Aben al toegegeven dat er in de Deventer moordzaak blunders waren begaan. Niet opzettelijk, maar toch. Maar wat hij nu hoorde zou er op wijzen dat er veel meer aan de hand was. Ontlastend bewijs uit het procesdossier houden, dat is nogal wat. Dat riekt wel naar opzet. Deze verontrustende gedachte werd nog versterkt door wat Hamstra te melden had.

(…)

Hamstra rommelde in zijn papieren en noemde op.
‘Er klopt meer niet. Er zijn ook ‘niet-betrouwbare’ processen-verbaal. Zo zijn sommige mutaties in het Tactisch Journaal (het verslag waarin alle handelingen van de recherche worden vastgelegd), niet volledig. Er ontbreken vijf mutaties in een cruciale fase van het onderzoek. Tja’, verzuchtte Hamstra, ‘dat is wel problematisch. Het kan zijn dat de mutaties op vijf plekken verkeerd zijn doorgenummerd, of ze hebben nooit bestaan, of ze zijn actief verwijderd. Het is niet vast te stellen of dat laatste opzettelijk is gebeurd. Ja, en wat moet je dan daarmee?’

(…)

Hoewel Aben niet geheel onwetend was van wat hier te berde werd gebracht, nu hij het zo nuchter hoorde opsommen, was hij toch wel onder de indruk. Dossiers buiten het procesdossier houden, rommelen in het Tactisch Journaal, dat was nogal wat.
Wat hij nu tijdens deze bespreking had gehoord, vond hij wel genoeg voor een keer. De agenda’s werden getrokken en een volgende bespreking werd weer afgesproken.

(…)

Bij een van de laatste vergaderingen kwam het DNA-onderzoek nog aan bod. Daarover was lange tijd veel te doen geweest, maar onder andere gezien het voorgaande werd er nu niet meer zoveel tijd aan besteed. Bovendien was getuige-deskundige Eikelenboom, die zo’n belangrijke bijdrage had gehad in het DNA-bewijs, volgens de minister van Justitie en Veiligheid niet bevoegd als DNA-deskundige. Zijn conclusies werden bovendien bestreden door twee Amerikaanse DNA-deskundigen. Verder bleek later dat een rechtbank in de Verenigde Staten hem als DNA-deskundige zelfs had geweigerd.

(…)

Tijdens een van de laatste vergaderingen kwam ook nog Het Mes aan bod. Aben wilde hieraan niet veel tijd besteden want vlak voor de behandeling van de zaak bij het Hof Den Bosch was Het Mes al door het OM als bewijs teruggetrokken. Toch wilde Buitenweg hierover nog een paar opmerkingen maken.
Hij somde een paar pijnlijke kwesties rond Het Mes op en bij elke opmerking voelden de aanwezigen gêne.

Buitenweg
‘Het Mes paste niet bij de wonden, er was gefraudeerd met processen-verbaal en de geurhondenproef deugde ook al niet. Op basis onder meer hiervan werd Louwes door hof Arnhem toch veroordeeld. Deze kwestie had ook gevolgen voor veel andere zaken waarin dezelfde politiemensen geurproeven hadden uitgevoerd. Er werden zelfs politiemensen veroordeeld.
‘Inderdaad’, bevestigde Aben zuchtend, ‘dit is een schandvlek voor het recherche-onderzoek.’

(…)

Aben moest nu aan het werk
Na al dat onderzoek en al die besprekingen zat Aben daar met een uitgebreid onderzoeksverslag van het CCT.

Hij bedacht dat hij de eerder genoemde vijf vragen nu wel zelf kon beantwoorden:

1. Hadden we meer kunnen weten? Ja.
2. Hebben we genoeg gedaan? Nee.
3. Zijn de processen-verbaal betrouwbaar? Nee, niet allemaal.
4. Hoe moeten we de sporen wegen? Veel relevante sporen zijn niet onderzocht, veel onderzochte sporen zijn onbruikbaar.
5. Zijn er nu nog forensische onderzoeksmogelijkheden? Ja.

Nadat alle bevindingen van het CCT bekend waren, was het de taak van Aben het eindrapport samen te stellen en dat aan Knoops aan te bieden. Die moest dan samen met zijn cliënt beslissen of een herzieningsverzoek zou volgen.

In feite zou Aben het met deze taak niet zo moeilijk hoeven te hebben. Natuurlijk, hij wist al vele jaren wat Louwes ten laste was gelegd en waarom. En hij had zo zijn vermoedens. Het onderzoek van het CCT had veel ontlastend bewijs opgeleverd en het zou hem als ervaren jurist toch geen moeite hoeven kosten om dit op papier te zetten.

Hij ging er een paar dagen goed voor zitten en kwam tot de volgende teksten die hij in klad op papier zette. Later zouden die nog worden omgezet in de juiste juridische bewoordingen.

DNA
Over het DNA-bewijs kan ik kort zijn. Richard Eikelenboom, destijds bloedspoorpatroon-analist bij het Nederlands Forensisch Instituut (NFI), stelde in de rechtszaak op basis van eigen onderzoek dat de niet geringe hoeveelheid DNA van Ernest Louwes alleen door geweld kan zijn overgedragen. Het Gerechtshof nam deze stelling over maar was er niet van op de hoogte dat Eikelenboom niet bevoegd was. Later bleek hij ook in andere zaken omstreden te zijn.

Amerikaanse DNA-deskundigen Krane en Gilder maakten in 2013 gehakt van Eikelenbooms conclusies. Er zat aanzienlijk minder DNA van Louwes op de blouse van het slachtoffer dan Richard Eikelenboom destijds beweerde, en bovendien zeiden zelfs grote hoeveelheden DNA niets over de wijze hoe die zijn overgebracht.
Het DNA-bewijs schiet dus ernstig te kort.

De blouse
De criminalistische waarde van de blouse werd al veel eerder betwist. In 2009 bleek dat het proces-verbaal over de veiligstelling van de blouse van het slachtoffer vals was. Er werd mee rondgezeuld en het was zelfs een keer aantoonbaar zoek. Nu oordeelt het CCT dat de veiligstelling van de blouse ‘problematisch’ en ‘ongewenst’ is. De integriteit van het bewijsstuk is ‘ernstig aangetast’ en daarom is de criminalistische waarde ervan ‘laag’.
Dus aan de blouse als bewijs heb ik niets. Ontlastend voor Louwes. Kan ik in weinig woorden duidelijk maken.

Telecom
Het CCT maakte met het telecom-bewijs korte metten. Daar hoef ik weinig aan toe te voegen. Er is een aanzienlijke kans dat de lezing van Louwes de juiste is. Overigens kan ik nog wel het onderzoek van wetenschapsfilosoof Ton Derksen aanhalen, onder meer dat er geen ‘honderden’ telefoonmasten staan tussen ‘t Harde en Deventer zoals een deskundige beweerde, maar drie. Maar er is al zoveel mis met het bewijs dat dit niet nodig is. Bovendien zoekt een telefoon niet de dichtstbijgelegen mast, maar een frequentie. Getuige-deskundige trekt belastende verklaring in 2012 in.

Wel file
In juli 2018 rapporteerde politie-inspecteur Jelle Lansbergen dat ‘aannemelijk geacht kan worden’ dat de kleine file op de avond van de moord waarover Louwes steeds en consistent heeft verklaard, inderdaad bestond tussen Harderwijk en ’t Harde, vanwaar Louwes zegt het slachtoffer te hebben gebeld.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *